donderdag 20 oktober 2016

Zinnen vragend en ontkennend maken


 

 

STAPPENPLAN VRAGEND EN ONTKENNEND MAKEN VAN ZINNEN
 
Stap 1
Staat er een vorm van to be (am, is, are, was, were) in de zin?
JA è ? Vragend: werkwoord vóór onderwerp
    Bijvoorbeeld: He was there yesterday. Was he there yesterday?
 
- Ontkennend: NOT achter het werkwoord
   Bijvoorbeeld: He was there yesterday. He wasn’t there yesterday.
 
NEEè naar Stap 2
 
Stap 2
Staat er een hulpwerkwoord (can, could, will, would, must, will, may, might, shall, should, have got, has/ have/ had + 3e rijtje of ED) in de zin?
JA è ? Vragend: hulpwerkwoord vóór onderwerp
    Bijvoorbeeld: He can work. Can he work?
 
            -  Ontkennend: NOT achter het hulpwerkwoord
    Bijvoorbeeld: He can work. He can’t work.
 
NEEè naar stap 3
 
Stap 3
Staat de zin in de verleden tijd?
JA è ? Vragend: DID vóór het onderwerp gevolgd door hele werkwoord
               Bijvoorbeeld: He walked home. Did he walk home?
 
            - Ontkennend: met  DIDN’T gevolgd door het hele werkwoord
               Bijvoorbeeld: He walked home. He didn’t walk home.
 
NEEè naar stap 4
 
Stap 4
Staat de zin in de tegenwoordige tijd?
JAè ? Vragend     DO  vóór het onderwerp  bij I, you, we, they + hele         werkwoord
                        DOES  vóór het onderwerp  bij she, he, it  + hele werkwoord
               Bijvoorbeeld:       I walk home. Do I walk home?
He walks home. Does he walk home?
 
- Ontkennend  DON’T bij I, you, we, they + hele werkwoord
                          DOESN’T bij she, he, it  + hele werkwoord
              Bijvoorbeeld:        I walk home. I don’t walk home.
He walks home. He doesn’t walk home.
 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten