| 
   
STAPPENPLAN VRAGEND EN ONTKENNEND MAKEN VAN ZINNEN 
 | 
 
| 
   
Stap 1 
Staat er een vorm van to be (am, is, are, was, were) in
  de zin? 
 | 
 
| 
   
JA è ? Vragend:
  werkwoord vóór onderwerp  
    Bijvoorbeeld: He was there yesterday. Was he there yesterday? 
- Ontkennend: NOT achter het werkwoord  
   Bijvoorbeeld: He was there yesterday.
  He wasn’t there yesterday. 
NEEè naar Stap 2 
 | 
 
| 
   
Stap
  2 
Staat
  er een hulpwerkwoord (can, could, will, would, must, will, may, might, shall,
  should, have got, has/ have/ had + 3e rijtje of ED) in de zin? 
 | 
 
| 
   
JA è ? Vragend:
  hulpwerkwoord vóór onderwerp  
    Bijvoorbeeld: He can work. Can he work? 
            -  Ontkennend: NOT achter het hulpwerkwoord  
    Bijvoorbeeld: He can work. He can’t work. 
NEEè
  naar stap 3 
 | 
 
| 
   
Stap 3 
Staat de zin in de verleden tijd? 
 | 
 
| 
   
JA è ? Vragend: DID vóór het onderwerp gevolgd door hele werkwoord 
               Bijvoorbeeld: He walked home. Did he walk
  home? 
            - Ontkennend:
  met  DIDN’T gevolgd door het hele
  werkwoord 
               Bijvoorbeeld: He walked home. He didn’t walk home. 
NEEè
  naar stap 4 
 | 
 
| 
   
Stap 4 
Staat de zin in de tegenwoordige tijd? 
 | 
 
| 
   
JAè ? Vragend     DO  vóór het onderwerp  bij I, you, we, they + hele         werkwoord 
                        DOES  vóór het onderwerp  bij she, he, it  + hele werkwoord 
               Bijvoorbeeld:       I walk home. Do I walk home?  
He walks
  home. Does he walk home? 
- Ontkennend  DON’T bij I, you, we, they + hele werkwoord 
                          DOESN’T bij she, he,
  it  + hele werkwoord 
              Bijvoorbeeld:        I walk home. I don’t walk home.  
He walks
  home. He doesn’t walk home. 
 | 
 
Oefeningen/ opdrachten/ grammatica-uitleg met online oefeningen
donderdag 20 oktober 2016
Zinnen vragend en ontkennend maken
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten